fragment op de sofa

Saartje gaat naar een therapeut om zich voor te bereiden op het moederschap.


‘Wat is volgens jou normaal?’
            ‘Normaal is de norm waaraan ik niet voldoe.’
            ‘Welke norm?’
            ‘Een geheime gebruiksaanwijzing die mensen ontvangen wanneer ze volwassen worden, of misschien al eerder. Waarin wordt uitgelegd wat het nou eigenlijk allemaal inhoudt, het leven, hoe je dat aanpakt, wat de bedoeling is.’
            ‘Een geheime gebruiksaanwijzing…’
            ‘Ik heb die nooit gekregen, ik wacht er nog steeds op.’
            ‘En andere mensen hebben er wel eentje gekregen?’
            ‘Ja, bijna iedereen heeft er eentje gekregen. Bijna iedereen weet wél hoe het moet.’
            ‘Waarom denk je dat?’
            ‘Zeker ben ik er niet van, want het is geheim, maar het is moeilijk te missen. Iedereen om mij heen lééft gewoon, alsof het de normaalste zaak van de wereld is.’
            ‘Normaal, daar heb je ’m weer.’
            ‘Ja, normaal. Ik ben niet normaal. En ik wil dat mijn kind een normale moeder krijgt. Daarom ben ik hier.’
            ‘Je kent het affiche van Pandora?’
            ‘Met ooit ’n normaal mens ontmoet? en… beviel het?’
            ‘Die.’
            ‘Ik weet heus wel dat niemand normaal is en dat niemand een geheime gebruiksaanwijzing heeft ontvangen, en toch voelt het zo. Het gevoel dat ik buiten de werkelijkheid sta, dat ik buitengesloten ben, vergeten ben toen de gebruiksaanwijzingen werden uitgedeeld, dat ik geen deel uitmaak van het genootschap waar alle anderen wel toe behoren, dat is heel sterk. En het bewijs is er: ik ben enorm mislukt. Je kunt mijn falen in het leven wel relativeren, zoals ieder weldenkende gesprekspartner doet om de ander te troosten, maar de kale feiten tonen aan dat ik er echt niets van heb begrepen. Ik heb niets bereikt, ik ben in ieder opzicht mislukt: geen baan, geen relatie, geen kind. Dat kun je moeilijk tegenspreken.’
            ‘Hoe ben jij in vredesnaam mislukt? Kijk nou eens naar jezelf: je bent een intelligente, getalenteerde, interessante, sociale vrouw. Je hebt waardevolle vriendschappen, je kunt leven van je freelance opdrachten, je hebt een huis…’
            ‘… een internetabonnement, een afdruiprek, een pinda-allergie – count your blessings! Ik ben een gezegend mens.’
            ‘Is cynisme voor jou een manier om het hoofd boven water te houden, of juist om jezelf naar beneden te trekken?’
            ‘Wat denk je zelf?’
            ‘Nou doe je het weer.’
            ‘Toch ben ik er benieuwd naar: wat denk jij?’
            ‘Ik wil dat jíj er antwoord op geeft.’
            ‘Oké, ik denk dat ik met mijn cynisme een schild opwerp waarmee ik angst en teleurstelling op afstand hou. Erg voor de hand liggend.’
            ‘Daar kun je nog wel eens gelijk in hebben.’
            ‘Het is onmisbaar, dat schild. Het beschermt me tegen moordlustige demonen.’
            ‘Want als die toeslaan, wat gebeurt er dan?’
            ‘Dan raak ik dodelijk gewond.’
            ‘En dan ga je dood?’
            ‘Waarschijnlijk.’
            ‘Dus nu leef je?’
            ‘Nou heb je me tuk, hoor. Je hebt een val gezet en ik loop erin. Schaakmat.’
            ‘Wat is er zo beangstigend? Wat kan er gebeuren?’
            ‘…’
            ‘Misschien moet je die demonen juist in de ogen kijken. Misschien valt het wel mee.’
            ‘Heb je Harry Potter gelezen?’
            ‘Nee, en de films nooit gezien.’
            ‘Daar mis je wat aan, aan die boeken. De films weet ik niet, die heb ik ook nooit gezien.’
            ‘Waarom noem je Harry Potter?’
            ‘Vanwege de demonen. In Harry Potter heb je Dementors. Dat zijn wezens die geluk wegzuigen, overal waar ze verschijnen. Als je door een Dementor wordt gekúst, dan zuigt hij zelfs je ziel op en blijft er niets van je over, op een leeg omhulsel na.’
            ‘En daar ben je bang voor.’
            ‘Nou, ik ben maar een Dreuzel, ik loop geen direct gevaar.’
            ‘Even serieus.’
            ‘Ik ben serieus.’
            ‘Goed. Jij bent zo bang voor demonen, voor gevoelens van angst, van teleurstelling, dat je er met een grote boog omheen loopt. Zo’n grote boog dat je voor de zekerheid allemaal andere gevoelens ook niet toelaat.’
            ‘Collateral damage.’
            ‘Wil je dat? Niets voelen?’
            ‘Nee, dat wil ik niet, ik wil wél wat voelen. Maar ik ben bang dat als ik daar eenmaal aan begin, als ik de schilden laat zakken, dat de gevoelens zo overweldigend zijn, dat ik erin stik. Letterlijk. De keren dat ik een poging waagde, een teen in de poel van gevoel liet zakken, ging ik hyperventileren. Heb jij dat wel eens gedaan, hyperventileren?’
            ‘Nee, zelf niet, maar ik weet wel dat dat heel erg beangstigend moet zijn.’
            ‘Het voelt als het einde.’
            ‘Maar dat is het niet. Je leeft nog.’
            ‘Omdat ik de teen snel weer uit het water trok.’