gekilde darling alternatief einde

Dit was het oorspronkelijke eind, voor een vrolijke slotnoot. 

Nadat het definitief duidelijk was dat ik geen moeder zou worden, heb ik mijn aversie tegen adoptie laten varen en ben ik naar een hondenasiel gegaan. Tarzan had de grootste, mooiste en liefste ogen van het hele asiel. Het was meteen duidelijk dat ik hem zou meenemen.
            Zijn naam heb ik daar achtergelaten. Dat mag eigenlijk niet om een identiteitsverwarring bij het adoptiebeest te voorkomen, maar de naam Tarzan vond ik klinkklare dierenmishandeling. Het voorrecht van moeder worden, al betreft het een substituut-moederschap, is dat je een levend wezen een naam mag schenken. Ik noemde mijn hond Rintje, naar de held van Sieb Posthuma, die een week eerder tot mijn grote ontzetting was overleden.
            Rintje is mijn antidepressivum. Een effectievere bestaat niet. Door hem móét ik wel mijn bed uit komen, naar buiten gaan, bij voorkeur de natuur in, bewegen en frisse lucht inhaleren. En ik hoef maar een blik op Rintje te werpen of ik voel me week van surrogaatmoederliefde worden. Hij is altijd vrolijk en hij is altijd blij met mij. De hele dag door uit hij zijn blijdschap door te kwispelen, m’n gezicht af te likken of me aan te kijken met zijn sprankelende poelen van ogen.
            Hij is de bliksemafleider van mijn verdriet. Voor mij draait alles om hem. Verder heb ik niets of niemand nodig. Mijn werk is uitstekend te combineren met Rintje. Door hem werk ik sneller en zelfs met meer plezier.
            Op mijn wandelingen met hem ontmoet ik andere hondenbezitters. Het onderwerp ‘honden’ blijkt onuitputtelijk te zijn. Het gekeuvel beperkt zich uitsluitend tot dat thema. Nooit vraagt iemand me: ‘Heb jij kinderen?’